60 jaar Elektrisch bediende overwegen in België

Zestig jaar geleden verscheen in het "Het Spoor" , een maandelijks blad voor het spoorwegpersoneel, een artikel over de "De modernisering van de overwegen". Aangezien dit artikel een directe link heeft met Lijn 12 tonen we het artikel uit het nummer van maart 1958.

De modernisering van de overwegen automatische halve sluitbomen

De NMBS bezorgd om in de mate van het mogelijke en met al haar middelen de veiligheid van de weggebruikers te verzekeren en tevens het wegverkeer zo weinig mogelijk te vertragen, is vastbesloten de krachtinspanningen voort te zetten die zij aanwendt om de uitrusting van de overwegen te moderniseren.

Het is in die geest dat overwegen zullen voorzien worden van automatisch bewerkte halve sluitbomen (KB van 18 oktober 1957), die in tal van landen hun degelijkheid hebben bewezen.

Deze installaties bezitten een grote bedrijfsveiligheid en houden het wegverkeer slechts op gedurende de hoogstnoodzakelijke tijd om de veiligheid der weggebruikers te verzekeren.

Een eerste dergelijke installatie werd op 20-12-1957, hij wijze van proef, in dienst gesteld te Kalmthout, op het gehucht “De acht Zaligheden”, aan de overweg die de kruising vormt van de spoorlijn Antwerpen – Essen met de weg van Kalmthout naar Huibergen. Dit is heden de Frans Raatsstraat nvdr.

Kenmerken

Waneer er geen treinverjeer is, zijn de sluitbomen in vertikale stand en flikkert een maanwit licht met een frequentie van ongeveer 40 flikkeringen per minuut.
Bij het naderen van een trein, begint een schelinrichting aan de overweg te werken en wordt het maanwit licht door twee rode lichten vervangen. De flikkerfrequentie der rode lichten is het dubbel van die van het maanwit licht.
Vervolgens worden de halve sluitbomen in horizontale stand neergelaten en verbieden aldus het doorrijden.
Tussen het aansteken der rode lichten en het doorrijden van de trein aan de overweg, verlopen er ongeveer 25 seconden.
Onmiddelijk na het doorrijden van de trein, komen de sluitbomen opnieuw in vertikale stand terwijl het maanwit licht begint te flikkeren na het uitdoven van de rode lichten.
Er weze opgemerkt dat het neerlaten van de sluitbomen enkele seconden na het aansteken van de rode flikkerlichten begint, zodat een autovoerder zijn weg kan voortzetten indien hij, op het ogenblik van het aansteken dezer lichten, de overweg te dicht genaderd is om nog tijdig te kunnen stoppen

Van het ogenblik af dat hij de halve sluitboom, die het wegverkeer op de rechterhelft van de baan verbiedt, voorbijgereden is, bestaat er voor het weggebruiker geen enkele hinder meer voorbijgereden is, bestaat er voor de weggebruiker geen enkele hinder meer om de overweg vrij te maken. Hij loopt aldus geen gevaar door de sluitbomen ingesloten te worden.
In geval van gebrekkige werking der toestellen worden de halve sluitbomen automatisch gesloten.

Signalisatie

De overwegen die van automatische halve sluitbomen voorzien zijn, moeten gesignaliseerd worden door een plaat met de silhouet van een locomotief die geplaatst is op ongeveer 150 m van de overweg op een bakenpaal. Twee andere bakenpalen moeten respectievelijk geplaatst worden op 100 en 50m van de overweg.
Aan de overweg zelf staat de paal met de drie automatische lichten (een wit en twee rode) waarboven zich het Sint-Andrieskruis bevindt.

Besluit

Gezien de snelheid waarmede het aansteken der rode lichten, het neerlaten van de sluitbomen en het voorbijrijden van de trein elkaar opvolgen, is het zeer gevaarlijk de overweg nog trachten over te steken zodra een naderende trein aangekondigd is.
Laten wij hopen dat de automobilisten zich de nodige tucht zullen weten op te leggen om de ontwikkeling toe te laten van een schikking die bestemd is om hun veiligheid te verzekeren en om, terzelfder tijd, de duur der ophoudingen van het wegverkeer tot het hoogst noodzakelijke te beperken.

Het artikel is afkomstig uit het maartnummer van "Het Spoor" jaargang 1958. Dit was het vroegere personeelstijdschrift van de NMBS.